scheeloog
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- scheel·oog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | scheeloog | scheelogen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (medisch) iemand die scheel ziekt, iemand met strabismus
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord scheeloog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "scheeloog" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be