schampscheut
- schamp·scheut
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schampscheut | schampscheuten |
verkleinwoord |
de schampscheut m
- beledegende opmerking
- ▸ Wat Lucebert bewoog tot deze aanval weet ik niet. Het zou kunnen zijn dat de Tachtigers definitief hun plaats moesten inruilen voor de Vijftigers. Het is alsof Kloos deze schampscheut voorvoeld heeft.[3]
- Het woord schampscheut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schampscheut" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
55 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ schampscheut op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Een schampscheut van Lucebert” (29 april 2017), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be