schadeloos
- Geluid: schadeloos (hulp, bestand)
- scha·de·loos
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | schadeloos | schadelozer | schadeloost |
verbogen | schadeloze | schadelozere | schadelooste |
partitief | schadeloos | schadelozers | - |
schadeloos
- zonder schade
- Ook de vorige keer heb ik de huurauto niet helemaal schadeloos teruggebracht.
- Omdat hij al 10 jaren schadeloos rijdt krijgt hij een hoog no-claim korting.
- Het woord schadeloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.