schaafsel
- schaaf·sel
- Naamwoord van handeling van schaven met het achtervoegsel -sel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schaafsel | schaafsels |
verkleinwoord | - | - |
het schaafsel o
- houtkrul die vrijkomt door het effen schaven van een plank
- Het woord schaafsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schaafsel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be