schaveling
- Geluid: schaveling (hulp, bestand)
- scha·ve·ling
- Zuidnederlands
- Naamwoord van handeling van schaven met het achtervoegsel -ling met het invoegsel -e-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schaveling | schavelingen |
verkleinwoord | schavelingetje | schavelingetjes |
- houtkrul, schaafkrul(len), schaafsel
- De knaap vertelde hoe (...) Ons-lieve-Vrouw aan 't spinnewiel ging zitten, kinderkleedjes aaneendriegde en liedjes zong terwijl Jezuke in de schavelingen speelde. (Stijn Streuvels, Kerstvertellingen 140) [2]
- Het woord schaveling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.