• sce·na·rist
enkelvoud meervoud
naamwoord scenarist scenaristen
verkleinwoord

de scenaristm

  1. (beroep) schrijver van een draaiboek voor een film of documentaire
    • Praten over haar pijn bleek helend. „Ik was niet langer alleen met mijn gedachten. Ook voor een niet-prater is praten best fijn. Jaren na het overlijden van haar oma durfde ze het gesprek met haar ouders aan te gaan. Met haar ervaring wil ze nu kinderen en hun ouders helpen. Als regisseur en scenarist studeert ze af met een film over rouwverwerking. „Als ik deze film vroeger had gezien, was ik denk ik een stuk minder eenzaam geweest. [1] 
    • Regisseur en scenarist James Ivory (89), die de Oscar won voor het beste bewerkte script voor de film Call me by your name, vestigde een record als oudste Oscarwinnaar ooit. [2] 
    • Volgens de schrijver vond de NPO het project 'te politiek'. ,,De verkiezingen stonden voor de deur en de PVV stond heel hoog in de peilingen. Ze wilden zich niet aan het onderwerp branden." Het stak Beukenkamp naar eigen zeggen vooral dat de netmanager te kennen gaf nooit de scenario's te hebben gelezen. De scenarist en NPO zijn nog in gesprek over de betaling voor het werk dat Beukenkamp heeft verricht. [3] 
79 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]