Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·ti·riek
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen satiriek satirieker satiriekst
verbogen satirieke satiriekere satiriekste
partitief satirieks satiriekers -

Bijvoeglijk naamwoord

satiriek [2]

  1. op een wat pijnlijke, hekelende manier grappig
     De stoetmeester van de veelbelovend geachte Zuidafrikaanse schrijver Etienne van Heerden, wiens vorige roman, Casspirs en campari's, ik wat geforceerd satiriek vond (Meulenhoff, 49,90)[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

39 % van de Nederlanders;
48 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. satiriek op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    WILLEM KUIPERS
    “Verleid door gouden glans van boekenweek” (15 maart 1995), de Volkskrant
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be