sant
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sant
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘heilige’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- Ontleend aan het Latijnse sanctus.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sant | santen |
verkleinwoord | santje | santjes |
Zelfstandig naamwoord
sant m
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- Hij is sant in eigen land.
In zijn eigen omgeving is hij beroemd, maar elders volslagen onbekend.
- Niemand is sant in eigen land.
Men kan nog zo capabel of beroemd zijn, in zijn eigen omgeving worden zijn verdiensten niet erkend.
Gangbaarheid
- Het woord sant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "sant" herkend door:
13 % | van de Nederlanders; |
31 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
Welsh
enkelvoud | meervoud |
---|---|
sant | saint, seintiau |
Zelfstandig naamwoord
sant m