salesiaan
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sa·le·si·aan
Woordherkomst en -opbouw
- eponiem afgeleid van de heilige Franciscus van Sales met het achtervoegsel -iaan
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | salesiaan | salesianen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de salesiaan m
- (religie) lid van de religieuze congregatie Salesianen van Don Bosco die zich vooral bezighoudt met de opvoeding van kinderen
- ▸ In de nacht van dinsdag op woensdag, kort na de aardbeving, slaagde de Raalter pater Salesiaan er voor het eerst in om zelf te bellen met het thuisfront, via zijn broer Herman Boksebeld.[1]
- ▸ Simonis spreekt in een reactie over „ontzettend ongelukkige toestanden”. Volgens de kardinaal is hij destijds niet door de leiding van de congregatie van salesianen van Don Bosco gewaarschuwd voor de man: „Als ik dit geweten had, had ik de man niet geïnstalleerd.”[2]
Gangbaarheid
- Het woord salesiaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "salesiaan" herkend door:
32 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Pater uit Raalte schetst beeld van nachtmerrie Haïti” (16-01-2010), Tubantia
- ↑ Weblink bron Roel Lutkenhaus“Misbruiker van jongens aangesteld in Oldenzaal” (15-04-2010), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be