• ru·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord ruling rulings
verkleinwoord - -

de rulingv / m

  1. afspraak van een belastingdienst met een bepaalde belastingplichtige die vooraf zekerheid geeft over de toepassing van de belastingregels
    • Er wordt voortaan scherper gekeken naar het doel van de aanvraag van de ruling. Als het motief alleen is om Nederlandse óf buitenlandse belasting te besparen, wordt geen ruling meer afgegeven. [1]
    • De ruling (een afspraak over fiscale vrijstelling met de Belastingdienst) kostte de schatkist ruim zeven miljard euro, bleek vorige week uit een publicatie in Trouw (…). [2]
22 % van de Nederlanders;
33 % van de Vlamingen.[3]


ruling

  1. onvoltooid deelwoord van rule

ruling

  1. gerundium van rule

ruling

  1. heersend

ruling

  1. bevel of bindende uitspraak van een autoriteit