10: ruggenwervel
  • rug·gen·wer·vel
enkelvoud meervoud
naamwoord ruggenwervel ruggenwervels
verkleinwoord

de ruggenwervelm

  1. (anatomie) een van de botten die samen de ruggengraat vormen
    • De Arnhemmer vermoedde dat zijn vriendin vreemd ging met de bovenbuurman. Zij laat weten dat hij haar vanaf dat moment begon te slaan. Ze liep onder meer een gebroken ruggenwervel op. [2] 
    • Danté brak zijn beide polsen, zijn dijbeen en heeft een deuk in een ruggenwervel. Hij houdt ook een zware hersenschudding over aan zijn metershoge val. Pas over twee dagen durven de doktoren te zeggen of zijn hand helemaal gered is of niet - mogelijk kan hij niet meer al zijn vingers gebruiken. [3] 
    • In de Ronde van Spanje van dit jaar zal Nibali zich echter tevredenstellen met ritoverwinningen. De Haai van Messina kwam in juli in de Tour door toedoen van een toeschouwer ten val tijdens de beklimming van Alpe d’Huez en hield daar een gebroken ruggenwervel aan over. Sindsdien kon hij amper trainen. [4] 
94 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[5]