rubricator
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: rubricator (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ru·bri·ca·tor
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van rubriceren met het achtervoegsel -ator[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rubricator | rubricatoren rubricators |
verkleinwoord | rubricatortje | rubricatortjes |
Zelfstandig naamwoord
de rubricator m
- (beroep) iemand die rubriceert
- (beroep) tekenaar van beginletters (initialen) in middeleeuwse handschriften en drukken
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord rubricator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.