Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • ro·zet·mos
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rozetmos rozetmossen
verkleinwoord rozetmosje rozetmosjes

Zelfstandig naamwoord

het rozetmoso

  1. (mossen) Rhodobryum roseum   een mossoort uit de familie Bryaceae   die groeit 'open schaduw' in dwergstruweel of aan bosranden op noordhellingen en in vrij droge valleien
    • Rozetmos is tegenwoordig beperkt tot min of meer kalkrijke duingebieden.[1] 
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen