Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rot·kop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rotkop rotkoppen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de rotkopm

  1. hoofd van een onaangenaam of lelijk persoon
    • Ik wil zijn rotkop hier niet meer zien. 
  2. (medisch) hoofd dat is aangedaan met haarworm
Synoniemen
  • [2] rottekop (streektalige uitspraakvariant)

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen