• rot·ke·rel
enkelvoud meervoud
naamwoord rotkerel rotkerels
verkleinwoord rotkereltje rotkereltjes

de rotkerelm

  1. een vervelende, slechte man
    • Mijn moeder leidde en María Luisa volgde. Op de achtergrond klonk de tango-melopee. María Luisa gaf in de stilte erna snel een korte monoloog ten beste; een solo, losgezongen van mijn toekomstige moeder haar relaas, een eindje van haar af, in aandacht er nog steeds bij (want ‘die rotkerels ook!’) via een onzichtbare lijn (de teneur), en zo was María Luisa haar eenzame dans van stervende zwaan vanwege de minnaar die haar plotseling had verlaten begonnen, tot ze er bijna in omkwam, maar daar was al mijn moeders reddende tred in haar richting, de armen wijd gespreid; leun maar op mij tegenover haar wier voorhoofd nu bijna de grond aantipte, als was ze weer in de aanvechting tot zelfmoord geraakt, maar gelukkig: in één ferme beweging was María Luisa boven, op precies de juiste akkoorden (slechts een schijnbeweging, want jaren later zou ze proberen hem dood te schieten) en ze draaiden en veerden en laveerden tot mijn beoogde vader, moe van zijn zaken, dit voor mij zo prachtige schouwspel onderbrak doordat hij binnenkwam, ‘Manguste, kom je mee, het literaire leven in?’ grinnikend, terwijl hij zich ondertussen alweer opmaakte voor de avond. [1] 
    • Trump voelt zich unfair behandeld, wat me een compliment lijkt voor de makers. „Ik ben veel aardiger dan zijn portret van mij”, zei Trump in een interview, „hij maakt een valse rotkerel van mij, en dat ben ik niet.” [2] 
  1. De Standaard 03 JUNI 2016 OM 17:00 UUR | VDBV Iets wat miskend en mismaakt is, krijgt een stem
  2. NRC Frits Abrahams 22 december 2016 Satire over Trump