• ro·te·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
roteren
roteerde
geroteerd
zwak -d volledig

roteren

  1. overgankelijk een draaiing toepassen op iets
    • Een drietallige as is een symmetrie-element dat een punt een derde van een slag roteert. 
  2. ergatief draaien om een as
    • De aarde roteert in vierentwintig uur om zijn as. 
     Ze moesten het materiaal dus verwarmen met vuur en bovendien een systeem bedenken om de stammen boven het vuur om te draaien op ongeveer dezelfde manier als zuiderlingen schapenlichamen boven open vuur roteerden.[3]
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]