• rook·glas
enkelvoud meervoud
naamwoord rookglas
verkleinwoord

het rookglaso

  1. donker, geblindeerd glas; getint glas
    • Dat moment schoot me enkele maanden later en een halve wereld verder weer te binnen. Ik zat met een autogordel om op de achterbank van een gepantserde hatchback met zijramen van rookglas, naar binnen en naar buiten geblindeerd. De chauffeur in zijn afgescheiden compartiment droeg een voetbalshirt en een joggingbroek met een uitstulping bij zijn heup die op een pistool duidde. [1] 
    • Hij stamt uit het autogeslacht Citroën, is kleinzoon van een Franse premier en zoon van een autoradiofabrikant. Hij benadrukt, een beetje defensief, dat hij in Cannes „niet rondrijdt in een limousine met rookglas”. „Ik doe alles te voet.” [2] 
    • Veteraan Harvey Keitel (76) hangt op het dakterras van het Marriott Hotel in metallic blauw pak, zwarte glimpolo en tennisschoenen de ondeugende opa uit. We wachten de als humeurig bekend staande filmster met zijn achten op rond de koffietafel van rookglas. [3] 
86 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[4]