• roof·rid·der
enkelvoud meervoud
naamwoord roofridder roofridders
verkleinwoord roofriddertje roofriddertjes

de roofridderm

  1. een edelman die leeft van roof, plundering en diefstal soms met toestemming van zijn koning
  2. (pejoratief) gewetenloze ondernemer
     . De aandeelhouders, onder leiding van ‘roofridder’ Paul Singer, vonden dat Twitter onder zijn gewicht bokste. Dorsey deed net genoeg toegevingen om de investeerders te paaien en kon aanblijven.[2]
     Wel bestaat de kans dat een roofridder of hedgefonds zich met Philips gaat bemoeien, denkt Versteeg. ‘Misschien sturen die aan op nog meer afsplitsingen, om Philips nog verder te stroomlijnen. Want wat hebben CT-scanners en hartritmemonitoren te maken met scheerapparaten en elektrische tandenborstels?’[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Max De Moor
    “Oprichter Jack Dorsey stapt op bij Twitter” (29/11/2021), De Standaard
  3.   Weblink bron
    Jonathan Witteman
    “Philips beleeft donkerste beursdag sinds vlak na 9/11” (12 januari 2022), de Volkskrant