roodstaartvliegenvanger

Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • rood·staart·vlie·gen·van·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord roodstaartvliegenvanger roodstaartvliegenvangers
verkleinwoord roodstaartvliegenvangertje roodstaartvliegenvangertjes

Zelfstandig naamwoord

de roodstaartvliegenvangerm

  1. (zangvogels) Ficedula ruficauda   een vogelsoort uit de familie van de Muscicapidae   (vliegenvangers). Deze soort komt voor in het zuidelijke deel van Centraal-Azië van Oezbekistan, Tadzjikistan en oostelijk Afghanistan tot noordelijk India en Nepal
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie