rondslenteren
- rond·slen·te·ren
- samenstelling van rond en slenteren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
rondslenteren |
slenterde rond |
rondgeslenterd |
zwak -d | volledig |
rondslenteren
- doelloos rondlopen
1. doelloos rondlopen
- Het woord rondslenteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.