• ro·hyp·nol
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘slaapmiddel dat met drugs het geweten uitschakelt’ voor het eerst aangetroffen in 1992 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord rohypnol -
verkleinwoord rohypnolletje rohypnolletjes

de rohypnolv / m

  1. (farmacologie) middel dat een droomtoestand veroorzaakt met vermindering van de gewetensfunctie waarbij men zich later niet meer kan herinneren wat er gebeurd is.
59 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[3]