Nederlands

 
roevendak
Uitspraak
Woordafbreking
  • roe·ven·dak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord roevendak roevendaken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het roevendako

  1. (bouwkunde) een schuin aflopend dak waarvan de bedekking bestaat uit zinken platen

Gangbaarheid

32 % van de Nederlanders;
21 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen