Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • roer·klik
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord roerklik roerklikken
verkleinwoord roerklikje roerklikjes

Zelfstandig naamwoord

de roerklikm

  1. (scheepvaart) het achterste deel van een roer
  2. (scheepvaart) een los sierstuk op de bovenzijde van een roer bij diverse zeilschepen
Vertalingen

Gangbaarheid