• ri·te
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ritueel gebruik’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1791 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord rite riten
rites
verkleinwoord - -

de ritev / m

  1. een vaststaande, ceremoniële handeling (meestal van godsdienstige aard)
78 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[4]