risicohypotheek
- ri·si·co·hy·po·theek
- samenstelling van risico zn en hypotheek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | risicohypotheek | risicohypotheken |
verkleinwoord |
de risicohypotheek v
- (financieel) lening waarbij men onvoldoende heeft gecontroleerd of de hypotheeknemer de lasten kan dragen
- (financieel) hypothecaire lening waarbij de hypotheeknemer alleen de rente betaalt zonder af te lossen
- ▸ Huizenkoper neemt risicohypotheek mee, Eigen Huis bezorgd[1]
- Het woord risicohypotheek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron David Bremmer“Huizenkoper neemt risicohypotheek mee, Eigen Huis bezorgd” (26-11-2018), Tubantia