rippen
- rip·pen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
rippen |
ripte |
geript |
zwak -t | volledig |
rippen
- overgankelijk met geweld van iets of iemand anders afrukken, aftrekken, afscheuren, afsnijden, afnemen
- overgankelijk (muziek) kopiëren van cd naar computer of andere gegevensdrager
- [1] beroven
- Het woord rippen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rippen" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ rippen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be