Nederlands

 
[2] rijtoer
Uitspraak
Woordafbreking
  • rij·toer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rijtoer rijtoeren
verkleinwoord rijtoertje rijtoertjes

Zelfstandig naamwoord

de rijtoerm

  1. korte tocht in het algemeen
  2. rit waarin een beroemdheid zich laat toejuichen
    • Na de ceremonie doen ze nog de rijtoer door Windsor, en dan gaan de deuren voor de buitenwacht dicht. De receptie en het feest zijn alleen voor vrienden en familie. [2] 
    • De koninklijke rijtoer op Prinsjesdag spreekt nog altijd tot de verbeelding. De speciale lezersreis die Tubantia dit jaar houdt naar Den Haag was vandaag in één uur tijd uitverkocht. Dinsdag 18 september gaan 85 lezers van de krant met een dubbeldekker naar de Hofstad. Na de rijtour krijgen ze een rondleiding in het voormalig winterpaleis van de koninklijke familie om er de tentoonstelling van kunstenaar M.C. Escher te bekijken. [3] 
    • De live-registratie van Prinsjesdag werd beter bekeken dan vorig jaar. Toen zaten 905.000 Nederlanders 's middags voor de buis om de koninklijke rijtoer en de troonrede in de Ridderzaal te volgen. In 2013, toen Willem-Alexander pas een paar maanden koning was, werd een kijkcijferrecord geboekt. Toen keken bijna 1,5 miljoen mensen naar de Prinsjesdag-uitzending. [4] 
Vertalingen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen