Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rij·pad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rijpad rijpaden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het rijpado

  1. een smalle weg geschikt voor voertuigen
    • Hoe rampzalig is het Observatorium van Robert Morris er in werkelijkheid aan toe? Het rijpad dat van de Swifterringweg naar de kleine, driehoekige met bomen omzoomde parkeerplaats leidt is bezaaid met kuilen en gaten. Vanuit de voortkruipende, van kuil naar gat dansende auto ziet het groene Observatorium er nog betrekkelijk goed uit. [2] 
    • Naast de honden zijn er de fietsers. Soms manen zij, luid rinkelend op de wandelpaden, de voetgangers opzij te stappen. Ook automobilisten weten zich niet altijd te gedragen. Tegen de uitdrukkelijke regel in, wijken sommigen van toegestane rijpaden af. Eén auto is al tussen de graven vast komen te zitten. Het gedoogbeleid was aan herziening toe. [3] 
    • Wat een verschil! Aan weerszijden van de Jorisstraat in Amersfoort liggen twee ondergrondse parkeergarages. Voor de Stadhuispleingarage, onderdeel van de gemeentelijke parkeerservice, moet de automobilist eerst een onoverzichtelijke bocht nemen. Binnen zijn de rijpaden en de vakken smal, de wanden geschilderd in non-descripte kleuren en is het licht vaal. Dan de St. Joris-garage van Rodamco, aan de overkant. Een duidelijke toegang leidt de automobilist langs muren in vrolijke tinten, naar ruime vakken. De verlichting is helder en uit de luidsprekers klinkt klassieke muziek. "Ik zou `St. Joris' er best bij willen hebben", verzucht John van Dijk, directeur van parkeerservice. [4] 
Hyponiemen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen