Steen- of rifkoraal
  • (IPA in voorbereiding)
  • rif·ko·ra·len
enkelvoud meervoud
naamwoord rifkoralen
verkleinwoord

de rifkoralenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord rifkoraal
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (neteldieren) een orde Scleractinia   van rifvormende en overwegend kolonievormende dieren met een kalkskelet aan de buitenkant van het polieplichaam. Het skelet wordt voortdurend opgebouwd aan de basis van de poliepen door de zogenaamde koraaldiertjes