• riem·pjes
 
mv Deze rieten handtaswordt met twee leren riempjes gesloten.

de riempjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord riem
     De kinderen klikken hun riempjes vast.[2]
 
enk Riempjes, Corrigiola litoralis
enkelvoud meervoud
naamwoord riempjes -
verkleinwoord - -

de riempjesmv meervoudsvorm als officiële benaming

  1. (bloemplanten) bepaald soort sterrenmuurachtige plant, Corrigiola litoralis  
     Riempjes staat op open, zonnige, op 's zomers droge tot vochtige, matig stikstofrijke en kalkarme, matig voedselrijke tot matig voedselarme, zwak zure bodems bestaande uit grof zand, lemige grond of uit fijn grind en staat verder op stenige plaatsen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Mirjam Remie
    “Nét iets te breed en te langzaam - de Stint is de vrachtwagen van het fietspad” (29 september 2018) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    René van Moorsel
    “Corrigiola litoralis L. : Riempjes” (2015) op verspreidingsatlas.nl