• rie·kend
vervoeging van: rieken
verbogen vorm: riekende

riekend

  1. onvoltooid deelwoord van rieken
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen riekend riekender riekendst
verbogen riekende riekendere riekendste
partitief riekends riekenders -

riekend

  1. reuk veroorzakend
    • Witoorpenseelaapjes hebben daarnaast de natuurlijke gewoonte om de hele dag hun territorium af te bakenen met stinkende urine, schetst Van Gennep. ,,En als ze opgewonden of bang zijn kunnen ze je besproeien met een flinke straal van die riekende plas. [1] 
    • Een rel rond een mobiel mortuarium, in werkelijkheid een smerig riekende vrachtwagentrailer vol doden van crimineel geweld, heeft in Mexico de kop gekost aan twee hoge functionarissen. [2] 
  2. lijkend op
    • Een regelrechte beauty is het nog altijd niet door het licht op de oogbollen schurende cab forward design, maar de jaren van naar pure doelmatigheid riekende ontwerpen liggen gelukkig achter ons. [3]