revalidatie
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: revalidatie (hulp, bestand)
Woordafbreking
- re·va·li·da·tie
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘het herstellen van patiënt’ voor het eerst aangetroffen in 1948 [1]
- afgeleid van valide met het voorvoegsel re- met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | revalidatie | revalidaties |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (medisch) geheel van medische en sociale maatregelen, die ten doel hebben de validiteit van patiënten zover mogelijk te herstellen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- revalidatiearts, revalidatiecentrum, revalidatiehulp, revalidatieperiode, revalidatieproces, revalidatieprogramma, revalidatietijd, revalidatiezorg
Vertalingen
1. geheel van medische en sociale maatregelen, die ten doel hebben de validiteit van patiënten zover mogelijk te herstellen
Gangbaarheid
- Het woord revalidatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "revalidatie" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "revalidatie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ revalidatie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be