• re·ti·cu·lair
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen reticulair reticulairder reticulairst
verbogen reticulaire reticulairdere reticulairste
partitief reticulairs reticulairders -

reticulair

  1. de gedaante van een netwerk hebbend
    • De hersenen bevatten een reticulaire formatie. 
71 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[2]