• re·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
reten
reette
gereet
zwak -t volledig

[A] reten

  1. overgankelijk vlas of hennep ter fermentatie in het water leggen
    • Vroeger werd vlas gereet of geroot; nu blijft het in rollen op het veld liggen. 
vervoeging van
rijten

reten

  1. meervoud verleden tijd van rijten
    • Wij reten. 
    • Jullie reten. 
    • Zij reten. 

de retenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord reet
85 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[2]