reseda
- re·se·da
- Leenwoord uit het Latijn, Als ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1544 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | reseda | reseda's |
verkleinwoord | resedaatje | resedaatjes |
- (plantkunde) Resedaceae een familie van kruidachtige planten
- (kleur) grijsachtig groen
- Het woord reseda staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "reseda" herkend door:
25 % | van de Nederlanders; |
21 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "reseda" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ reseda op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be