• re·qui·si·toir
enkelvoud meervoud
naamwoord requisitoir requisitoirs
requisitoiren
verkleinwoord requisitoirtje requisitoirtjes

het requisitoiro

  1. (juridisch) aanklacht van de officier van justitie tijdens een strafproces, waarin hij de feiten op een rijtje zet, zijn mening geeft over het bewijs en een bepaalde straf eist
     Het OM begon donderdag met het requisitoir, dat in totaal vier dagen zal duren. De strafeis wordt bekend op 1 maart.[4]
  2. (figuurlijk) uitgebreid betoog waarom iets of iemand niet deugt
     Een cliché over journalistiek: eerst wordt het requisitoir opgesteld, en dan krijgt de verdachte een uurtje om te ‘reageren’.[5]
86 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[6]