• ren·da·bi·li·teit
enkelvoud meervoud
naamwoord rendabiliteit rendabiliteiten
verkleinwoord

de rendabiliteitv

  1. hoeveelheid winst die men maakt per hoeveelheid geïnvesteerd vermogen
    • Hoogleraar Rotmans vindt Borssele II geen goed idee (Opinie, 21 december). Op de argumenten die hij aandraagt is, zacht gezegd, veel af te dingen. Ik beperk me tot het veronderstelde gebrek aan rendabiliteit. [2] 
    • Maar nu terug naar de Magic Formula, het geheim zit hem in de gelijkgewogen rangorde van het winstrendement en de rendabiliteit op het geïnvesteerde kapitaal. Het winstrendement wordt gedefinieerd als zijn het quotiënt van het bedrijfsresultaat en de ondernemingswaarde. De rendabiliteit op het geïnvesteerde kapitaal is het kengetal van het bedrijfsresultaat en de som van het nettowerkkapitaal en de netto-activa. [3] 
    • Sceptici twijfelen aan de meerwaarde die vervoer in lichte passagiersjets biedt ten opzichte van regulier luchtvervoer, en aan de rendabiliteit van luchttaxi’s. Pieper is er evenwel van overtuigd dat het concept zal aanslaan en winst zal opleveren. Hij baseert dat naar eigen zeggen op uitgebreid marktonderzoek in de Verenigde Staten en Europa. [4] 
73 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Dr.Ir. André Wakker 28 december 2011 Borssele II is een goed idee
  3. De Telegraaf 04 jan. 2013 Zeven beursklassiekers
  4. Reformatorisch Dagblad 23-05-2007 Pieper gaat luchtvervoer op maat aanbieden
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be