• winst·ge·vend·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord winstgevendheid
verkleinwoord

de winstgevendheidv

  1. van een economische activiteit dat deze meer geld oplevert dan dat ze kost
    • Op vragen over mogelijke gevolgen voor de winstgevendheid van TomTom, wilde de directeur overigens niet ingaan. ,,Wij gaan nooit in op de winstgevendheid voor een periode langer dan het lopende jaar." [2] 
    • Topman Edward Lampert zoekt momenteel naar een manier om de keten weer winstgevend te maken. Als de rechter faillissement toewijst, biedt dat bescherming tegen vorderingen van schuldeisers. Toch heeft een reorganisatie zonder gerechtelijke tussenkomst voorkeur, schrijft WSJ. [3] 
    • Het Finse mediaconcern Sanoma is positiever gestemd over de winstgevendheid dit jaar. Volgens het bedrijf is dat vooral te danken aan de goede prestaties van Sanoma Media Nederland, eigenaar van onder meer nieuwswebsite Nu.nl en tijdschriften als Libelle, Linda en Donald Duck. In Finland zijn de prestaties stabiel. [4]