Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·kwi·rant
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord rekwirant rekwiranten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de rekwirantm

  1. (juridisch) iemand die een verzoek indient bij een burgerlijk rechter
  2. (juridisch) iemand die een deurwaarder een opdracht heeft gegeven
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

25 % van de Nederlanders;
29 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen