Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rei·zi·gers·di·ar·ree
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord reizigersdiarree
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de reizigersdiarreev

  1. (medisch) aandoening van mensen die op vakantie zijn, die gekenmerkt wordt door waterige ontlasting
    • Het norovirus leidt tot gastro-enteritis of reizigersdiarree en dat levert de symptomen op die zondag waarneembaar waren bij de ziek geworden personen. Dit virus wordt makkelijk doorgegeven via contact met mensen of voorwerpen die besmet zijn. [1] 
    • Omdat mensen verder en avontuurlijker reizen dan vroeger, is een ziektegeval niet altijd zonder risico, benadrukt VAB. De mobiliteitsorganisatie waarschuwt onder meer voor reizigersdiarree of ‘turista’ en raadt aan om rauw voedsel en kraantjeswater ter vermijden. [2] 
Synoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen