• re·ge·rings·ploeg
enkelvoud meervoud
naamwoord regeringsploeg regeringsploegen
verkleinwoord regeringsploegje regeringsploegjes

de regeringsploegv / m

  1. (politiek) verzameling van bewindspersonen (ministers en staatssecretarissen) die samen de regering vormen
     Opvallend is dat ook tevreden kiezers weinig optimistisch zijn over de daadkracht van een nieuwe regeringsploeg. Circa een derde (35 procent) heeft daadwerkelijk vertrouwen in het komende kabinet. "Je hoort veel: eerst zien, dan geloven", zegt onderzoeker Asher van der Schelde van Ipsos I&O.[1]
     De gedoodverfde kandidaat voor die plek, Mark Rutte, begint mogelijk aan zijn laatste EU-top voor Nederland. Helemaal zeker is dat niet. De volgende EU-top is over tien dagen. Als het nieuwe kabinet vóór die tijd beëdigd is, zal Ruttes opvolger Schoof voor de eerste keer op 27 juni in Brussel aanschuiven. Maar het is nog altijd onduidelijk wanneer de nieuwe regeringsploeg op het bordes bij de koning staat.[2]
  1.   Weblink bron “Onderzoek: tevredenheid over coalitieakkoord, maar zorgen over daadkracht nieuwe kabinet” (23 mei 2024), NOS
  2.   Weblink bron “EU-leiders aan tafel: wie krijgt welke topbaan en bepaalt straks de koers?” (17 juni 2024), NOS