• (IPA in voorbereiding)
  • ree·bok·an·ti·lo·pe
enkelvoud meervoud
naamwoord reebokantilope reebokantilopen
reebokantilopes
verkleinwoord reebokantiloopje reebokantiloopjes

de reebokantilopev / m

  1. (evenhoevigen) Pelea capreolus   evenhoevige uit de familie van de holhoornigen (Bovidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Forster in 1790