rarekiek
  • ra·re·kiek
enkelvoud meervoud
naamwoord rarekiek rarekieken
verkleinwoord rarekiekje rarekiekjes

de rarekiekm

  1. een kijkkast met ronde gaatjes, waarin zich vergrootglazen bevinden
     Buskes sprak ooit over ”de Rarekiek” van de Hervormde Kerk. Het kon namelijk gebeuren dat een organisatie sollicitanten opriep: ”onkerkelijk of hervormd”.[2]
  2. (beroep) iemand die met een rarekiek op de kermis staat
30 % van de Nederlanders;
16 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Dr. ir. J. van der Graaf
    “Gecorrigeerd door dienstbode” (17-01-2011), Reformatorisch Dagblad
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be