randgroep
- rand·groep
- samenstelling van rand zn en groep zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | randgroep | randgroepen |
verkleinwoord | randgroepje | randgroepjes |
- een groep van mensen die door armoede, opleiding en/of gedrag zich niet (kan) houden aan de algemeen geldende maatschappelijke normen
- Door in dialoog te gaan met mogelijke of prille radicalen, geeft de maatschappij het signaal dat ze geen marginale randgroep zijn. Eens ze hun extreme boodschap kunnen uiten zonder spot te oogsten, krijgen ze waarschijnlijk heel wat tegenwind. Maar daardoor krijgen ze ook langzaam voeling met interculturele ideeën. [1]
- De kleine, overzichtelijke 'randgroep' kan door de AIVD in de gaten worden gehouden, dan wordt het gegroeide budget tenminste goed besteed. Verder is de relatieve rust in Nederland juist reden voor minder overheidsbemoeienis. Nederlanders hebben tenslotte het grondwettelijke recht op vrijheid van religie, hoe streng of literalistisch zij hierin ook zijn. [2]
1. een groep van mensen die door armoede, opleiding en/of gedrag zich niet (kan) houden aan de algemeen geldende maatschappelijke normen
- Het woord randgroep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.