rammelend
- ram·me·lend
vervoeging van: | rammelen |
verbogen vorm: | rammelende |
rammelend
stellend | |
---|---|
onverbogen | rammelend |
verbogen | rammelende |
partitief | rammelends |
rammelend
- van een geluid gemaakt door zaken die niet goed vastzitten of liggen
- Wat gaan burgemeester en wethouders van Berkelland doen aan de 'rammelende’ stenen in de Oudestraat in Neede? Dat vraagt CDA-raadslid Maikel van der Neut zich af. [1]
- ,,Alleen kijken hè’’, klinkt het jolig vanuit een glazen kantoortje. ,,Hier hou ik van’’, roept Erades enthousiast als hij aan een rammelende stang draait. [2]
- van iets dat het van slechte kwaliteit is; van iets dat het slecht georganiseerd is
- Daar zou veel kritiek te lezen zijn op de rammelende hulp aan overstromingsslachtoffers. Frankrijk en Duitsland hebben Iran inmiddels reddingsboten geleverd. [3]
- [1] ratelend, rinkelend, klapperend, schuddend
- Het woord rammelend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tubantia Jelle Boesveld 30-01-19 Stenen Oudestraat Neede ‘rammelen’ nog steeds
- ↑ Tubantia Virginia Groenendijk 06-05-19 Waarom een tafelvoetbalspel een aanwinst is voor je werkplek
- ↑ Tubantia Bob van Huët 03-04-19 Vrees voor nieuwe ramp in overstroomd Iran: dammen op punt van breken