rachitis
- ra·chi·tis
- van modern Latijn rachitis, in de betekenis van ‘Engelse ziekte’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1778 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rachitis | rachitissen |
verkleinwoord | - | - |
de rachitis v
- (medisch) gebrekkige ontwikkeling van botten door gebrek aan vitamine D
- Het woord rachitis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rachitis" herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "rachitis" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be