pyknisch
- pyk·nisch
- van Duits pyknisch, door de Duitse psychiater E. Kretschmer in 1921 afgeleid van Oudgrieks πυκνός (puknós) "stevig, gedrongen, sterk" als onderdeel van een typologie van lichaamstypes in zijn boek Körperbau und Charakter. Untersuchungen zum Konstitutionsproblem und zur Lehre von den Temperamenten. [1][2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | pyknisch | pyknischer | - |
verbogen | pyknische | pyknischere | - |
partitief | pyknisch | pyknischers | - |
pyknisch
- met een korte, zware gestalte
- Dr. Kotowski was een pyknisch heer, die tijdens zijn referaat kettingrookte met platonische pufjes, en alles verplaatste wat er maar op zijn tafeltje lag. [3]
- Het woord pyknisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pyknisch" herkend door:
12 % | van de Nederlanders; |
14 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ pyknisch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Oliveira, U. d'"Notities bij een juridisch Snoepkongres" in: Tirade. jrg. 4 nr. 41 (mei/juni 1960) G.A. van Oorschot, Amsterdam; p. 152; geraadpleegd 2019-11-19
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be