waterput met putwater
  • put·wa·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord putwater
verkleinwoord

het putwatero

  1. water dat komt uit een waterput, waterwinput of welput
    • Tegen half twaalf aangekomen in Bir Djefaïr; we rusten uit op de binnenplaats, waar het krioelt van de schorpioenen. Als aankomende lastdierdrijver heb ik met mijn witte ijzeren mok mijn guerba (leren zak) gevuld met putwater van uitstekende kwaliteit.[2] 
    • De arts eiste bijkomende onderzoek van het water in de longen van het slachtoffer. Het Nationaal Instituut Criminalistiek en Criminologie stelde daarop vast dat het water een heel andere samenstelling had dan het putwater waarin het lichaam was aangetroffen.[3] 
93 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Volkskrant 19 juli 2017 Dorst en koorts in de Sahara
  3. de Standaard 01/12/2017 om 10:32 door dirk coosemans, wim jacobs en cedric lagast Verdwijning blijkt na 2,5 jaar moord
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be