Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: PUR


Nederlands

 
1. Vulling van pur voor de rugleuning van een autostoel.
Uitspraak
Woordafbreking
  • pur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pur
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het puro

  1. (scheikunde) type kunststof dat licht en buigzaam en toch sterk en slijtvast is
    • Pur wordt gebruikt als isolatiemateriaal in woningen. 
    • Als er pur op je handen komt kan je dat er niet afhalen, het zal er vanaf moeten slijten. 
     Boven haar hoofd hangt een dikke laag pur als gestolde lava.[1]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Machteld Bouma
    “Pur”, e-book naar 2e druk (2007), Artemis & co, Amsterdam, ISBN 9789047200963, hfst. 12