puntstuk
- punt·stuk
- samenstelling van punt en stuk [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | puntstuk | puntstukken |
verkleinwoord | puntstukje | puntstukjes |
het puntstuk o
- (techniek) onderdeel voor het verbinden van twee buizen
- Draai het puntstuk van het radiator-kraanhuis en voetventiel los. Wikkel nieuw teflontape om de schroefdraad van de puntstukken...
- (verkeer) een meerhoekig vlak op een weggedeelte, opgenomen bij splitsingen of samenvoegingen van wegen, rijstroken of rijbanen
- Ze plukten me circa 100 meter na het puntstuk van de weg en in de berm werd het afgehandeld...
- (spoorwegen) (in een spoorwegwissel:) het punt waar twee spoorstaven elkaar kruisen
- kortsluiting op puntstuk van het wissel van mijn hobbyspoor
- (techniek) het onderste gedeelte van de buis van een geslagen waterbron voor het oppompen van grondwater
- Aangeboden: pomp voor grondwater, met drukvat en puntstuk van 6 meter
- [3] wisselhart
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord puntstuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.